Exposities

Marinus’ vrouw Charlotte knipte veel krantenartikelen uit. Veel is hiervan bewaard. Hieronder staan er enkelen afgedrukt. Op basis van krantenknipsels, correspondentie en dergelijke zijn o.a. de volgende exposities te herleiden:

    1.       'Kunstzaal De Ploeg', Leiden, april 1929: Leidsch Dagblad, april 1929 en nomaals in mei 1930, dit keer met Gerrit de Blanken en in januari 1934

    2.       Sena, Den Haag, januari 1931: Algemeen Handelsblad  24 december 1930 (recensent C.K. Elout), De Telegraaf 3 januari 1931 (recensent Cornelis Veth) NRC 28 december 1930 (recensent Prof. Bram Hammacher), De Residentiebode 3 januari 1931 (recensent Rusticus), Het Vaderland 27 december 1930 (recensent Jos de Gruyter).

    3.       Kunsthandel Reeker, Wagenweg 102, Haarlem, februari 1931: NRC 22 februari 1931, Haarlemsche Courant 20 februari 1931, Opregte Haarlemsche Courant 18 februari 1931, NRC 28 mei 1931

    4.       Kunsthandel Aalderink Amsterdam, januari 1932: NRC 10 januari 1932, De Telegraaf 15 januari 1932 (recensent Kasper Niehaus), De Standaard van 15 januari 1932

    5.       Kunstzaal Reeker, Haarlem, februari 1932 duo-expositie met Jacob Ritsema: NRC 10 februari 1932, De Maasbode, Opregte Haarlemsche Courant 19 februari 1932, Haarlems Dagblad 11 februari 1932

    6.       Herman Heuff Fonds, Heemstede, 1933, benefiettentoonstelling ten behoeve van de blind geworden kunstenaar.

    7.       Kunsthandel Reeker, Duo-expositie met Jan Tiele, december 1933: Het Volk 16 november 1933, NRC 30 november 1933, Haarlemsche Courant 25 november 1933

    8.       Kunstzaal Sanders Leeuwarden, april 1934, vervolgens Kunsthandel Klamer Groningen, mei 1934

    9.       Knierum, Gorinchem, duo-expositie met Jan Tiele, februari 1935: De Gorcumer 4 maart 1935, Gorinchemsch Nieuwsblad vrijdag 15 maart 1935

    10.   Kunsthandel Cor Rademaker, Delft, duo-expositie met Greta Bruigom, 16-24 november 1935

    11.   Kunsthandel Reeker, Haarlem, duo-expositie met Johan Gabriëlse, februari 1937: Algemeen Handelsblad 16 februari 1937

    12.   Rijksmuseum, Amsterdam, 1939/40: groepstentoonstelling Onze kunst van heden

    13.   Aalderink, Amsterdam, 1940: NRC 1 maart 1940, Algemeen Handelsblad februari 1940

    14.   Leffelaar, Haarlem, duo-expositie met Lizzy Ansingh, maart 1941 Algemeen Handelsblad 2 maart 1941, Het Bloemendaalsch Weekblad 21 februari 1941

    15.   Pro Arte, Leiden, april 1941: De Tijd 8 april 1941

    16.   Frans Halsmuseum, o.a. in mei 1941 groepsexpositie [[Kunst zij Ons Doel] (meerdere exposities)

    17.   Museum Boijmans van Beuningen, volkstentoonstelling zomer 1942, herfsttentoonstelling najaar 1942

    18.   Zweden Jonkoping 1953

    19.   Treslong, Hillegom, juli 1953

    20.  De Kaag, 2012 overzichtstentoonstelling in De Stal op De Kaag

     

     

    1. HEIJNES MET 'DE PLOEG' Leidsch Dagblad 12 april 1929

    Heynes is een schilder, die van zon en licht houdt. Hij ziet de  dingen graag onder sterke belichting en in sterke kleuren. Toch weet hij ook de fijnere tinten en schakeeringen op zijn palet te vinden. Daarvoor kijken we slechts naar No 5. 'de zee'- simple comme bonjour - de zee. Maar deze in haar wijde strekking, in haar bewogen golving. Op den voorgrond even het strand met de ruige strepen van fladderig schuim en het vochtige van den bodem. Dan de opkuivende brekers van de branding met het tintelende gele schuim. Aan den horizon effent zich het bewogene van de groene golven met hun lila reflexen en verdwijnt in de heiige atmosfeer, die lucht en water bindt. Een lila en zilverig oplichten van den hemel maakt mede dit doek tot een rustig stemmingsbeeld. Een verhaaltje geeft het niet. 't Geeft alleen symphonisch: de zee. 

    Er naast hangt een ander zeegezicht, maar nu niet aan de Hollandsche duinkust. Hier schouwen we van af de Bretonsche granietrotsen over een breede bocht. Dieper van toon is hier het water, terwijl lilapartijen de plaatsen aanwijzen, waar de rotsen verraderlijk even onder het water schuil gaan. In de verte een wemeling van visscherschuitjes, even aangeduid. De tonaliteit van dit doek kenschetst een andere atmosfeer dan die onzer kusten. De schilderswijze van een en ander is vlot. In groote partijen is de nerf van het doek slechts met een heel dun vliesje bedekt, daartegenover staat dat Heynes soms ook massieve verfklodders er op smeert, die vooral bij het schideren der branding veel relief geven

    No 29 is een zeegezicht te Noordwijk. Op den voorgrond de duinhelling met wuivend helmgras. Dan het vlakke strand met de zee waarover een gouden zonnebaan schittert. No 30, daarnaast is weer een zeegezicht te Noordwijk. Maar het is geen zelfherhaling. Hoe fijn zijn hier de lilaglansen van het strand, de schuimstrepen der branding en het eigenaardig vage van den horizon. Dit is een rustig stemmend werk vol sfeer. Ook een grooter stuk, een deel der kust van Bretagne, in nog al dinkeren schoon feestlijken toon, overtuigt. Maar dat rustige is niet in al het werk van Heynes. Het is soms wat druk, en bijna te vol van coloristische bewogenheid. Deze schilder laat zijn hevige ontroeringen niet altijd even bezinken om er meer ojectief tegenover te kunnen staan en ze met een zekere innerlijke beheersching weer te geven. (...) In de Brabantse landschappen treft iets van dat drukke en onrustige. Het is merkbaar, dat de schilder zich bevrijden wilde, maar hij liet het ordenend oordeel niet voldoende meespreken. Maar al zijn een paar werken dan wat druk, ze hebben toch deze groote verdienste dat ze absoluut eerlijk zijn. Heel sterkt spreekt het onrustige uit no 41 'duin' maar ook uit 18 'zee en duin'. Daarneven vindt men echter andere werken, die een zeer rustige en tevens blijde sfeer ademen. We noteeren nog een interieur van een oud kerkje in Bretagne. 

     

    Van zeer bijzondere bekoring zijn een aantal krijt- en potloodschetsen, een paar aquarellen en een paar pastels van slapende baby's. Van bijzondere charme is wel aquarel no 18, waarin het fijne van de vleeschtonen en de grappige teere  knuistjes heel mooi zijn gedaan. Er zit poezie en tevens een zonnige humor in dit fijne stukje. Er is ook nog een zonnig zelfportret, goed van factuur. Ten slotte zijn er nog eenige werkjes van decoratieven aard, die vogelenzang trachten te symboliseren, zooals de schilder die dacht. Het zingen van den nachtegaal en den lijster worden in kleurige kringen vertolkt. Hoe men over deze voorstellingen moge denken, als fantastische geheel van kleur en lijn hebben ze een zekere verdienste. Er is nog een dergelijk werkje, waarbij de Nacht zich concentreert in een groot vraagteken. Niet alles is hiermee genoemd, maar het lijkt mij voldoende voor het vestigen van de aandacht op deze expositie. Heynes verdient die aandacht.

     

    fragment uit NRC 22 februari 1931

     

    4. Kunsthandel Aalderink, Amsterdam

    NIEUWE ROTTERDAMSCHE COURANT 10 Januari 1932

    Er zijn twee zelfportretten, het eene, een pastel, is een portret van den schilder; de half toegeknepen oogen drinken proevend het licht en de kleur in; het andere een schilderijtje, geeft meer den kop als beeltenis van den mensch, en met open oogen, nochtans meer zijn innerlijke uitend dan de buitenwereld in zich opnemend. Het eene is een beeld der naar buiten gerichte activiteit van den schilder tot het werk ls in aanval bereid; het inspirerend palet houdt hij gereed, zijn hoed heeft hij al op. Het andere, een sterke kop, sterk geschilderd, in bouwend vormgeven, is een psychologisch  (geenszins psychologiserend) portret, tevens en beeld van meer naar binnen gerichte werkzaamheid. Ons zijn dus twee zijden van den schilder gegeven. Zij ontmoeten elkander eenwordend in zijn werk, maar het tweede portret, dat van later tijd lijkt, is vermoedelijk kenmerkender: Heynes' ontwikkeling schijnt naar de innerlijkheid heen te gaan.

    Intusschen is in het grootste gedeelte dezer tentoonstelling Heijnes een schilder van het licht en van de kleur, een colorist dus, maar die als zoodanig toch meer is dan een kleurgevoelig realist. Er is in zijn schilderen bewogenheid, hij is veelal een hartstochtelijke zelfs, maar ook zijn hem inniger teederheden niet vreemd, die niet altijd het licht en de kleuren gelden (zijn kinderen) De landschappen waarin de figuur niet toegelaten wordt - we zeggen het zoo, omdat het niet stofferen van landschappen weleens uit onvermogen geschiedt, maar daarom geenszins hier- zijn transposities van de gekozen realiteit in de gestemdheid van het schilderend moment. Een landschapje als 33 is mij… erend verdroomd, is evenzeer stemmingsuiting als beeld eener werkelijkheid. Maar ook het fierere en zelfs heftig geschilderde Zonlicht in Brabant is meer uiting dan weergave. Een brand laait door dit schilderij, karakteristiek ook van schilderswijze (veelal met het mes en in breede lagen, als in bewogen beweging opgebracht), In een zoodanig schilderij is de kleur ten minste evenzeer psychisch bepaald als door het gegeven. In schilderijen waar het groen domineert, een blauwig groen, is de kleur ons niet aangenaam, maar de kleur is het meest subjectief-psychische in de schilderkunst, haar beoordeling (niet die van de kleurverhoudingen) meestal een even persoonlijke reactie. In andere schilderijen heeft zij het opaal-achtige met een onderspel van schijnend licht. Ook daarom schoon is bv Voorjaar, Kaag (27) bovendien nog om het teere boompje dat tegen water en lucht aan te vibreeren staat; heel in de verte wat witte zeiltjes. Een mooi schilderij is voorts Eze met Kaap Ferrat met den sterk geschilderden voorgrond en het vervloeien van vormen en kleuren, die naar achteren toe meer en meer verwazen in violetten en blauwen.

    In de pastel 37 (lichtspel) wordt de realiteit opgelost zonder geheel te zijn losgelaten.  In de kleurverbeeldingen en vormbewegingen, die natuurgeluiden bij den schilder wekten - ontstaan dus langs den weg der associaties - speelt ook van verre nog iets uit de werkelijkheid mee. Zij naderen het grensgebied van alle beeldende kunst, het gebied van abstractie - die van het denken is en daarom het meest van de mathematica - wacht en het einder der kunst brengen kan.
    In een aquarel van een zuigeling (kind, 44) blijkt een volledig-menschelijk kunstenaarschap. Een pastel (33) van een grootheid die schoon is, houdt mogelijkheden in als ander werk niet liet vermoeden.


    DE STANDAARD 15 januari 1932

    [...] Enkele kunstenaars wagen het weer terg te keeren tot het naturalisme, maar ze behoren nog tot de uitzonderingen. De schilder M. Heijnes is werkelijk niet een van de kleinsten onder hen. Tot 23 jan. stelt deze kunstenaar zijn werken ten toon bij Kunsthandel Aalderink te Amsterdam. ZIjn werk is brillant. Dadelijk valt in het oog hoe tintelend van levenslust alles is. Zonlicht hier, daar, overal; hij toovert ermee. Hij laat zien de zon in Frankrijk, in Bretagne aan de Rivièra, maar ook de zon in Brabant en de zon op de golven aan de Kaagse Plassen. Voorbeelden kunnen we uit zijn verzameling moeilijk noemen, het zijn er vijftig. Haast overal is er de vreugde in de natuur op meesterlijke wijze vertolkt. [...]

     

    DE TELEGRAAF 15 januari 1932

    De schilder M. Heijnes uit De Kaag bij Leiden, die z'n werk in den kunsthandel Aalderink exposeert, was eerst leerling van de Quellinusschool en daarna huisschilder. Hij reise in 1910 naar Zwitserland, waar hij ging schilderen. Maar hij is als landschapschilder niet zoo zeer een man van de bergen, als wel van de wateren. In Zandvoort maakte hij studies van visschen, maar hij heeft vooral gewerkt aan de Kaagsche Plassen. Hij schilderde hier evenals in Noordwijk, onderwerpen, waaraan op zichzelf niet veel te zien is, wat gras, riet of helm en verder niets dan water en lucht en lucht en water. Grotere bedoelingen dan het schilderen der atmosfeer had deze Rafaëliet van het water niet, maar deze bedoeling wist hij soms te verwerkelijken op de wijze der impressionistische kunst (de ontdekkingen eener nieuwere kunst zijn voor hem niet gedaan). Met haar kernspreuk van licht kleur en bewegend leven. In enkele landschappen uit Bretagne en de Riviera schilderde hij ook meer de dingen. Geheel ernaast is deze schilder echter, waar hij niet de zichtbare, maar de hoorbare werkelijkheid wil afbeelden, zoals in die pastels getiteld: het zingen van de grijze en van de zwarte lijster. Deze dingen zouden evengoed een anderen naam kunnen dragen en even weinig expressief blijken. Is hij voor een andere dan de schilderkunst wellicht meer begaafd?


     

    14. ANSING EN HEIJNES IN HAARLEM

    ALGEMEEN HANDELSBLAD 2 maart 1941

     

    In de grote bovenzaal bij Leffelaar exposeert de Hollandse landschapschilder Marius Heijnes. Uitdrukkelijk vermelden wij de omschrijving Hollandse, omdat Heijnes in zijn uitingen voornamelijk Hollands is. Tenminste, zijn landschappen staan gecatalogiseerd als voor het grootste deel te zijn geschilderd in Holland. Marius Heijnes is colorist en dat in de eerste plaats.

     

     

    Zijn kleurschema is rijk, overdadig rijk soms, vooral waar hij zich zet aan de uitbeelding van het genoemde Hollandse landschap. Holland is, op een enkele uitzondering na, een land van norore kleurloosheid. Nuancen en schakeringen van enkele dominerende kleuren dat is wat anders. Maar gelegd naast een spectraal schema komt ons landje nogal achteraan. Heijnes daarentegen ziet het als door een helder prisma, overgoten met rijke brandende kleuren. En hierdoor krijgt zijn werk wel iets gedwongens. Maar ontegenzeggelijk is hij een schilder van sfeer. Het gemakkelijkst laat hij zich omschrijven in muziektermen. Hij houdt van het pianissimo, maar het accoord ontroert hem zo dat hij daar forte uiting aan moet geven. Een eenvoudig, onopvallend poeltje met wat bloemen is voor hem een vuuropaal, gloeiend van kleur. In Holland's broeiende luchten ziet hij orgieën van kleur. Het is een vrolijke levendige kunst, geïnspireerd door de vriendelijke atmosfeer van de Middellandsche Zee met haar overwegend blauwe en groene tinten. Marius Heijnes is een optimist en dit leeft hij uit in zijn kunst. En daarin is een bezoek aan zijn tentoonstelling een ding, dat velen vreugde zal verschaffen.

     

     

    13. Kunsthandel Aalderink, Amsterdam met IJsseldijk (maart1940)

     

    Nieuwe Rotterdamsche Courant 22 februari 1940

    Tot en met 8 maart zijn bij Aalderink in Amsterdam werken van Marinus Heijnes en Cees van IJsseldijk te zien. Marinus Heijnes wist zijn landschappen uit Bretagne, aan de Linge en uit de buurt van het Kagermeer, waar hij gevestigd is, vaardig met begrip voor de verschillende plans, in elkaar te zetten. Zij getuigen van veel liefde voor de natuur en echte schilderkunst. Er zit ruimte en beweging in, het licht en de kleurverhoudingen zijn er goed in weergegeven. Men zou Heijnes een natuurtalent kunnen noemen maar daarvoor is zijn werk toch weer te conventioneel. Door dat conventionele nadert het soms het plaatjesachtige. Toch is bv Winter aan het Kagermeer dat alle goede eigenschappen van zijn werk verenigt, een schilderij dat er wezen mag.

     

    Nieuwe Rotterdamsche Courant 1 maart 1940

    Men schrijft ons uit Amsterdam:
    In de jaren - het zijn er ten minste vijf - dat Heynes niet heeft tentoongesteld, is hij zichzelf vrijwel gelijkgebleven. Wat niet wil zeggen, dat zijn werk een herhaling zou zijn van vroeger werk, maar wel, dat er geen noemenswaardige verandering is gekomen in zijn kijk op de natuur of in zijn werkwijze. Intusschen werd deze wel wat breeder. Bovendien heeft de schilder zijn palet uitgebreid. Tenslotte is er iets meer structuur in zijn verfoppervlak gekomen. Dat hij een impressionist is, herinnert men zich nog wel, ook dat hij een schilder is van plassen (de Kaag), van water, lucht, licht en atmosfeer.
    Een reis naar Bretagne bracht hem andere motieven, bijvoorbeeld het Straatje te Douarnenez, dat hem gelegenheid gaf de warme kleuren van licht- en schaduwpartijen met de hem eigen levendigheid na te gaan. Het lukte hem beter dan het zeegezicht met de rotsen, een der schilderijen waar de kleur op het kantje af van grof wordt, maar fijner nog dan het straatje zag hij een eenzaam wit huis aan de haven van Douarnenez, dat in de goeden zin van het woord Fransch aandoet. Te wijzen is nog op het motief van een Christus-beeld tegen den groen-steenen muur van een Bretonsch kerkje, gegeven dat vrij lang geleden ook Bieling heeft geboeid.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Lijst met schilderijen 1932 Aalderink